Concert recensie Slava Poprugin 11-06-2017

11 maart 2017

Slava Poprugins Onthechte Scriabin.

Gisteren organiseerde de bevlogen cd handelaar Bruno Truyens van Bruno Klassiek een concert in de Doopsgezinde concert in de Doopsgezinde Kerk in Haarlem.
Dat de zaal goed vol zat was om meerdere redenen bijzonder. Allereerst prijkten op het programma bijna uitsluitend korte miniaturen van Alexander Scriabine, ten tweede wordt meer dan de driekwart van die werkjes nauwelijks nog gespeeld en ten derde was niet onbelangrijk dat we de muziek mochten horen op een instrument vergelijkbaar met de instrumenten die de componist zelf voor zich moet hebben gehad – een Bechstein uit 1898, speciaal voor de gelegenheid geleverd door Andriessen piano’s – vleugels eveneens uit Haarlem.

Scriabine authentiek?

De muziek van Scriabine verleidt pianisten tot extremen. Zoveel kan rustig gesteld worden wanneer we terugkijken naar een dikke eeuw uitvoeringspraktijk. Interessant is dat de beroemdste voorbeelden van die extremen – Horowitz, Sofronitzky, Gould en in recentere jaren ook pianisten als Pletnev, Pogorelich, Ugorski en Zhukov – qua benadering bijzonder weinig met elkaar gemeen hebben. Zodoende lag het speelveld gisteravond volledig open. Zeker omdat weinigen Slava Poprugin – de pianist van de avond – eerder in een solorol zullen hebben gehoord.

Poprugin opende met een vroege wals waarin je meteen kon beluisteren dat zowel vertolker als componist als het ware ‘opmatig’ denken: weinig gewicht op het maataccent, veel opwaartse kracht. Ook in de klank viel weinig grond te bespeuren. Een Bechstein buldert zeker niet zoals een Steinway en bovendien, ‘veegde’ Poprugin in de regel bijna over de basoctaven op een vluchtige wijze, die beslist deed denken aan de pianorollen van de componist zelf.

De vooral charmante, weinig concrete aanpak voelde aanvankelijk wel erg salonesk. […]

Kosmos

Dat beeld veranderde na de pauze. Het met zorg in zeven kleine biografische boeketten gebundelde, chronologisch opgezette programma – uitstekend door Truyens toegelicht – begon nu zijn werk te doen.
Eenmaal aangekomen bij opus 45 wist Poprugin bij zichzelf en het publiek opperste concentratie af te dwingen. Scriabine experimenteert in deze latere werken niet alleen met de tonaliteit, maar ook met het saloneske gebaar dat nu echter polytonaal verdwaald raakt.
In korte, perfect afgemeten rusten voer er toenemende bevreemding door de zaal. Op het hoogtepunt van ontstoffelijking wisselde Poprugin van vleugel. In plaats van op de Bechstein, hoorden we de Deux Pièces opus 57 op een nog maar net door de firma Andriessen verworven St. Petersburgse Jacob Becker salonvleugel, van het soort waarop Tchaikovsky zijn geliefde pianominiaturen componeerde. De etherische klank die de pianist aan dit nog licht ontstemde instrument wist te ontlokken, kwam volledig onthecht over – alsof je vanuit de kosmos naar de blauw en wit feestende aardbol kijkt.

In de voorlaatste groep verraste Poprugin met een zeer eigen visie op het beroemde ‘Vers la flamme’, waarbij de transparante basklank van de Bechstein voor een, ondanks alle geweld, optimale definitie zorgde.
Nadat met de Preludes opus 74 het doek definitief gevallen was, bedankte de pianist het enthousiast applaudisserende publiek met twee toegiften van Rachmaninoff. […]

Elger Niels